- Nieuws
- Oppervlaktebehandeling
- Plaatbewerking
- Verspaning
- Maintenance
- Automatisering
- Lassen
- Toelevering
Een grote troef in moderne producties want hoe minder het stuk van machine naar machine moet, hoe minder kans op fouten en op stilstand. Metaalvak gaat in gesprek met vier belangrijke leveranciers van vijfassers over hoe de markt er vandaag uitziet en waar het naartoe gaat.
Welke fabrikant u ook polst, ze voorspellen allemaal een mooie toekomst voor vijfassige verspaningsmachines in de Benelux. “Niet verwonderlijk, aangezien ze kunnen bogen op kortere cyclustijden, nauwere toleranties voor uiterst nauwkeurig frezen en hogere snelheden”, vat Dirk Geleleens, sales manager Machine Tools Div. van Buhlmann (verdeler Fehlmann), de voordelen samen. “En wanneer de vijf assen simultaan samenwerken gaat ook de oppervlaktekwaliteit in crescendo.” Maar welk marktaandeel hebben ze vandaag al veroverd? Richard Hermans, zaakvoerder van Promas dat onder andere Hedelius in het portfolio heeft, schat dat ongeveer de helft van de bewerkingscentra die over de toonbank gaan vijfassig zijn. “Maar over het algemeen zal het aandeel van vijfassers meer rond 30% liggen. Wel zien we dat de tendens om meer in één opspanning te kunnen maken duidelijk aanwezig blijft in de markt. Vijfassige machines hebben dus zeker de wind in de zeilen, ondanks hun hogere prijs, net omwille van die functionaliteiten.”
Prijs blijft vanzelfsprekend een belangrijk punt voor verspaners. Elke geïnvesteerde euro moet immers renderen. Voor een vijfassige machine leg je al snel 40 tot 50% meer neer dan voor ongeveer evenveel machine met drie assen. Wie hoopt dat de prijskloof tussen drie- en vijfassers kleiner gaat worden de komende jaren, is eraan voor de moeite. “Vijfassers zijn intussen al geen buitenbeentjes meer bij Belgische verspaners noch in de ons omringende landen. Het kloofje dat nog kon worden dicht gefietst, omdat er nog te weinig bestellingen waren voor een optimaal rendement bij de fabrikanten, is intussen al dicht gefietst. Wat je wel al ziet verschijnen zijn zogenaamde instapmodellen voor vijfassig bewerken. Modellen die misschien wel wat inboeten aan spindelvermogen en functionaliteit, maar toch nog simultaan vijfassig kunnen opereren. Bij ons is dat de CV5-500. Je ziet dat daar wel interesse voor ontstaat vanuit de markt als opstapje naar vijfassig werken”, aldus Jean-Pierre Op De Beeck, sales manager Benelux Machine Tools bij Yamazaki Mazak.
Ook de optelsom van 3+2 is vijf. Maar die vijfasser is duidelijk de andere niet. Het vermogen om de assen simultaan te laten werken geldt als onderscheidend criterium tussen 3+2 en vijf assen en dat maakt een wereld van verschil. “Een 3+2 machine komt vaak neer op een geïntegreerde machine met een freeskop die kan zwenken. Een ‘echte’ vijfasser heeft een zwenktafel met een draaitafel erin en een vaste spil”, legt Patrick Vaesen, mede-eigenaar Bendertechniek België (verdeler van onder andere Matsuura) het verschil uit. “Wanneer het echt om nauwkeurigheid draait, zal deze variant toch tekort schieten. Bovendien wordt het dankzij vijfassig simultaan verspanen mogelijk om stukken met een zeer complexe vormgeving te realiseren. Ze worden dan ook quasi altijd aangestuurd door CAD/CAM-programma’s. Verder ziet je dat steeds meer toeleveranciers een vijfassige machine aanschaffen om concurrerend te blijven.” Ook Hermans bevestigt dat de meeste klanten een machine verkiezen die vijfassig simultaan kan werken. “Nochtans vraagt 90% van de toepassingen enkel maar om de mogelijkheid om in vijf vlakken te werken en is een machine zonder simultaansturing beduidend goedkoper.”
Om echt de handschoen op te nemen en zelfs de concurrentie aan te gaan met productie in lageloonlanden krijgen vijfassige verspaningsmachines daarom vaak automatisering erbij. Het stelt ze in staat om volledig onbemand te draaien. “En dat geldt zeker niet alleen voor grote series. Met een automatiseringsoplossing kunnen ook tot tien verschillende producten in verschillende programma’s onbemand draaien. Om een vijfasser efficiënt te benutten, moet de verspaner dan wel producten, programma’s en gereedschappen klaar hebben liggen. De eerste vraag van Bender aan klanten is hoeveel spiluren ze effectief halen op de machine. Metaalbewerkers hebben hier niet altijd zicht op. Als je bijvoorbeeld maar aan 6 uur effectieve spindeltijd per dag geraakt, heeft het geen zin om te automatiseren. Wat kan een robot doen als de machine stilstaat?”, stipt Vaessen aan. Hetzelfde verhaal horen we bij Mazak. Op De Beeck: “Er worden uiteraard nog steeds stand-alone machines verkocht, al zien we wel dat automatiseren duidelijk het antwoord is om enerzijds het spilrendement te verhogen en anderzijds het tekort aan technisch geschoolde operatoren op te vangen.
Dat merk je ook aan het prijskaartje en de complexiteit van offertes, het gaat vandaag om een heel andere grootorde dan pakweg tien jaar geleden. Bedrijven kiezen dan soms ook voor een gefaseerde aanpak. Eerst de vijfasser in de vingers krijgen, dan de automatisering plaatsen.”
Daarmee wordt meteen een heikel punt aangeraakt. Wie het volle rendement uit zijn investering in een vijfasser wil halen, zal op een nieuwe manier moeten leren kijken naar zijn producten en processen. “Het rendement is afhankelijk van de programmeer- en automatiseringsmogelijkheden bij de klant. We zien dat het programmeren bij vijfassers verschuift naar buiten de machine en dus buiten de machinetijd. Maar dit zal sowieso wel een aanpassing vergen”, aldus Hermans. Dat bevestigt ook Geleleens: “Wie al jaren aan de slag is met drieassige verspaningsmachines zal toch terug een opleiding moeten volgen om te leren werken met een vijfassige aansturing. Het programmeren is een stuk complexer en dit vergt zowel tijd als ervaring. Daarnaast kunnen er opportuniteiten liggen om producten net iets anders en efficiënter te gaan maken.”